J A N (J O A N N E S)   V E R B E E C K : een eeuw geleden geboren

                          (1913 – 2013)

(concert-Portrait-Chenier)


U leest het goed, had 'Jantje' nog onder ons moeten zijn, dan zou hij op 24 april eerstkomend, honderd jaar worden, maar het mocht niet zijn, hij heeft op 6 juni 2005, op 90- jarige leeftijd de scène van het leven verlaten. Voor de jongere generaties die nu de Vlaamse operahuizen bevolken is het misschien een goede zaak om eens de loopbaan van deze primo uomo van in de eerste plaats de Gentse (eerst in het Frans, daarna in de originele taal) als de Antwerpse (in het Nederlands) opera's, toe te lichten. Veertig jaar lang stond hij geprogrammeerd in beide huizen, hij was zowat de enige tegenpool, te noorden van de taalgrens en dan in de tweede helft van de negentiende eeuw, van grote namen zoals Fernand Ansseau en André D'Arkor en een waardige opvolger voor zijn streekgenoot Ernest Van Dijck, veel succesrijker dan die andere tenor uit Antwerpen, Marcel Vercammen die zich vooral heeft toegelegd op Wagnervertolkingen, en in eigen streek veel bekender dan Franz De Guise (Frans Gijsen ook uit Antwerpen) of Marcel Huylbrock die zich meer op Frankrijk hadden toegespitst. Jan Verbeeck voelde zich best thuis in zijn eigen regio, het voortdurend rondrijden over de Europese wegen, nog niet eens allemaal autostrades, laat staan per vliegtuig was niet zo zijn ding. Hij zong niettemin de solopartij in 82 verschillende opera's en 13 operettes en was gastvedette in alle operahuizen in België, maar tevens in Frankrijk, Duitsland, Spanje, Hongarije en Algerije.
Over het verloop van zijn artistieke loopbaan gaan we het zo dadelijk hebben, maar eerst wil ik toch een woordje schrijven over enkele bijzondere kwaliteiten van deze artiest. Waar we uit Antwerpen (Jan werd geboren in Merksem) vooral mannelijke operazangers krijgen die een behoorlijke carrière maken, zijn het in Gent voorname-lijk dames die hun weg vinden naar roem aan het internationaal operafirmament en niet toevallig heeft Jantje die allemaal van heel dichtbij gekend. In de eerste plaats was er onze Vina Bovy(Malvina van Overberghe 1900-1983) die hem letterlijk 'lan-ceerde' in binnen- en buitenland; dan was er de niet minder beroemde Rita Gorr(Mar-guerite Geirnaert 1926-2012), die met plezier Mario Del Monaco of Jon Vickers als Samson opzij zou hebben geschoven, had Jantje zich maar door haar Dalila willen laten verleiden... Tenslotte was er ook nog de heerlijke Jacqueline Van Quaille, die in de laatste fase van de loopbaan van de tenor veelvuldig aan zijn zijde zong, we vergeten hierbij vooral Otello, Tosca (Jan in het Vlaams, Jacqueline in het Italiaans) en Die Tote Stadt niet! Voor de rol van Paul in deze laatste opera had de oor-spronkelijk aangezochte tenor voor de taak bedankt aan directeur Karel Locufier - "gewoon onzingbaar", zei hij. Jan maakte er zijn laatste glansrol van, de kranten-kritieken hadden onvoldoende superlatieven om zijn vertolking te loven. De opera werd meerdere keren hernomen en de K.O.Gent lag weer eens aan de basis van een tweede leven voor een indrukwekkende, maar ontzettend moeilijk te zingen opera van Erich Korngold. Last but not least stond de piepjonge Hilda De Groote, voor en na haar vertrek naar de Weense Staatsoper heel geregeld aan zijn zijde op het Gents operapodium.

(with Jacqueline van Quaille in Otello - Tote Stadt/ with Gorr in Samson, Ghent opera)



Maar goed, laat ons aanvangen met het begin en dat was wel op een bijzondere manier. Jan was diamantslijper, net als zijn broer Eugène. Zijn bewondering voor de zangkunst werd opgewekt na het bijwonen van een concert door Beniamino Gigli in Brussel, hij had wekenlang gespaard om het toegangsbiljet te kunnen kopen. Vader zong wel in een koor, maar Jan was toch de enige uit het groot gezin die van jongs af aan muziek- en zangles mocht volgen van 1933 tot 1939 in de Muziekschool in Borgerhout, bij ondermeer Jan Delsaux en Mw. De Preter in Gent. Tijdens de oorlog(in 1942) werd hij op de Antwerpse Meir door de Duitsers opgepakt en samen met zijn broer en met hun gezin weggevoerd en verplicht tewerkgesteld in... Auschwitz, gelukkig niet in het berucht vernietigingskamp. Niettemin, zware arbeid, soms meer dan zestien uur per dag bij ovens die hete stoom produceerden, of zoals Jan het ooit zelf omschreef: "vooraan verbranden en achteraan bevriezen". Aan het einde van de oorlog werden ze door de Russen bevrijd en met certificaat naar huis gestuurd. Hij zou er zijn ganse leven een verhoogde vatbaarheid voor bronchitis en longontsteking aan overhouden.
Jan was dus terug in Antwerpen en ging opnieuw aan de slag in de diamantslijperij, maar door zijn werkmakkers voor wie hij graag al eens een 'lieke' zong, werd hij aangemoedigd om hem toch eens te gaan aanbieden in de opera. De woorden waarmee hij zich bij toenmalig directeur August Baeyens aanmeldde zijn bewaard gebleven: "Meneer de directeur mag ik hier eens een ‘airke’ zingen? Verbazing...maar, de pianist Walter Crabeels werd erbij geroepen. Resultaat, drie maanden later stond Jan Verbeeck voor het eerst op de operascène als Rudolf(=Alfredo)in La Traviata, naast Mieke (Maria) Geens en Alfo (Alfons) De Quick op 27 Juni 1947 in de Opera in Antwerpen. Al snel volgden meer lyrisch dramatische partijen zoals in Die Meistersinger von Nürnberg en vanaf 1949 ook Lohengrin en Radames in Aida, maar evenzeer Chopin in Zwarte Viooltjes als talloze Aljoscha's uit Der Zarewitsch.

Click here to listen to the tenor live at age 77 and click here to listen to the tenor in an excerpt from vina Bovy's farewell performance (Andrea Chenier)

Jan Verbeeck is zijn leven lang een eenvoudige en vriendelijke man gebleven voor wie sterallures vreemd waren, hij beweerde graag: "wie zichzelf blijft...kan artiest worden!". Hij had ook een heel bijzondere stemkleur, wat hem onmiddellijk herken-baar maakte, meestal is dit een merkteken van succesvolle vertolkers en veel van zijn gewezen collega's bevestigen dat hij naar een zuivere heldentenor had kunnen evolueren. Het duurde dan ook niet lang of de kersverse directrice van de Koninklijke Opera van Gent, Vina Bovy haalde hem vanaf 1952 als eerste tenor naar hier. Hij debuteerde er op 5 oktober als Lohengrin, een vertolking die in ieders geheugen gebrand blijft, hij schitterde in zijn eigen kostuum dat zomaar 22 kilo woog(en tot op heden bewaard is gebleven). In Gent zong hij onafgebroken tot het seizoen 1977-78, ontelbare keren naast Vina Bovy, met als uitblinkers rollen in Louise, Fedora en André Chénier, uit deze laatste twee opera's zongen ze samen een akte tijdens de afscheidsvertoning van Vina Bovy in 1955.
Inmiddels had hij vanaf 1954 zijn repertoire behoorlijk aangevuld met ondermeer Turandot, Die toten Augen, de Jesusrol uit La Passion (kinderen vielen tot zijn grote verbazing op hun knieën, zo levensecht was zijn  vertolking) en uiteindelijk Otello...een bijzonder zware rol voor een tenor omwille van het vereiste volume in het mediumregister, maar Jan verliet zijn loge met een kwinkslag en zonder enig spoor van zenuwachtigheid bij zijn eerste voorstelling ervan. Vina Bovy, die een belangrijke rol gespeeld heeft in de carrière van Jan Verbeeck, zong nu wel niet meer maar zij was niettemin diegene die hem aanbeveelt in de Franse operahuizen en vanaf 1956 werd hij gevraagd in onder andere Bordeaux, Toulouse, Toulon, Montpellier, St.-Etienne, Dijon, Mulhouse, Rijsel, enzomeer.



Ondanks het toenemen van de jaren bleef de stem van Jan Verbeeck bijzonder krachtig en gaaf, wat vooral opviel was zijn klassieke zangstijl, puristen zouden dat nu afkeuren, maar Jan zong nog met de vooroorlogse snik in de keel. Het meest uitzonderlijke was weliswaar zijn perfecte dictie, vooral in het Vlaams - weinig operazangers waren in onze moedertaal zo goed verstaanbaar - maar tevens in het Frans, het Italiaans lag dan weer iets delicater. Zijn voornaamste succesrollen waren Lohengrin, Florestan, Otello, Samson, Werther en Pedro(Tiefland). Jan had ook een enorm sterk muzikaal geheugen wat hem meermaals toeliet om vertolker en souffleur te zijn te zelfde tijd. Hij gaf ook nooit forfait omdat hij wist hoe moeilijk het was om op het laatste moment te moeten invallen, iets wat hij zelf talloze keren heeft moeten doen om een voorstelling te redden. Hij was ook bijzonder geliefd bij de koorleden en de andere medewerkers van het gezelschap, gewoon omdat hij steeds zo eenvoudig en behulpzaam was en voor beginnende collega's was dat van heel veel belang. Zoek maar eens en tenor die je niet van de planken wil zingen! Hij bleef tot op het einde een innemend mens en was nooit verlegen voor een kwinkslag, het hoeft dan ook niet te verbazen dat hij uit zijn lange loopbaan veelvuldig anekdotes kon aanhalen. We gaan er u met genoegen enkele neer pennen. Zo heeft hij ooit na een voorstelling van Lohengrin in Algiers, tijdens het Frans-Algerijns conflict, de zes honderd meter die zijn hotel van de schouwburg was verwijderd  moeten lopen met zijn zwaar kuras( hij had niet de tijd gekregen om zich om te kleden) aan, om tijdig in veiligheid te zijn na het ingaan van de avondklok. Eens vergat hij in de laatste akte van Carmen zijn mes op zak te steken, hij moest dan zijn Carmen maar doodsteken met gestrekte wijs- en middenvinger, hij had er wel voor gezorgd dat het publiek enkel zijn rug zag op het cruciaal moment. Tijdens een voorstelling van Mefistofele in Vichy kregen de toehoorders wel een héél lange pauze, Jan had tijdens een diep inadembeweging een deel van zijn valse snor ingeslikt, met als gevolg dat de collega bariton het duo alleen moest verder zingen, een inderhaast bijgeroepen arts moest de haartjes van tussen Jan zijn stembanden verwijderen! Voor het acteertalent van Vina Bovy, over wie hij steeds in superlatieven sprak, had hij schrik omdat ze zich altijd enorm inleefde in haar rol. Zo zong zij bijvoorbeeld geen Louise, zij was Louise...en zo gooide ze effectief een stoel naar Jan, hij miste op het nippertje doel! Bij een Lohengrin uitvoering in Antwerpen was hij even verstrooid geraakt na een reeks voorstellingen van hetzelfde werk in Frankrijk en zong hij aan het einde van het Graalsreciet 'In fernem Land' - "Mijn vader Parsifal draagt er zijn krone, Lohengrin son chevalier, c'est moi." Nog straffer gebeurde in Luik, waar hij de succesaria 'Di quella pira' (Il Trovatore) tot drie keer toe moest overdoen, eerst in het Italiaans(het was een gastvoorstelling van de KOGent), door het aanhoudend applaus bisseerde hij in het Frans, het gejuich was enorm en liet niet af. Toen dacht Jan wat moet ik nu beginnen en hij hernam het stretta nogmaals in het Nederlands...met daverend succes! Jan was in Luik trouwens een graag geziene gastvedette, hij zong er tussen 1955 en1960 maar eventjes vijftig uitvoeringen van zijn bekendste repertoirestukken. In de Brusselse Munt kreeg hij van directeur Rogatchevsky een contract voor veertig opvoeringen maar de nieuwe directeur Maurice Huysmans vond het niet nodig deze afspraak te honoreren... en Jan heeft daar niet eens van wakker gelegen.

(don Carlos- Hérodiade-Lohengrin-Ghent)

Het uithoudingsvermogen van Jantje was legendarisch, meermaals zong hij een namiddag- en een avondvertoning. Met als absolute topper een Otello vertolking, 's anderendaags gevolgd door een matinée Lohengrin in het Nederlands en een soirée van dezelfde opera in het Frans! Nu eist men vier dagen rust na elke vertoning van deze zware kaskrakers! Jan deed zulke prestaties af met de glimlach: "Hoe meer ik zing hoe gemakkelijker het gaat...en ge vermagert er nog van ook."
In 1976 verliet hij geruisloos de operabühne en begon hij les te geven... alle aange-boden afscheidsvoorstellingen hield hij af. Nu kwam er meer tijd vrij voor zijn hobby's zoals schilderen, vissen en biljart spelen. Af en toe gaf hij nog een concert, meestal samen met zijn leerlingen en steeds voor volle zalen. Tot op hoge leeftijd bleef  zijn stem volumineus en zuiver. Jan Verbeeck zong een laatste keer voor zijn publiek op 11 mei 2003, bij de viering van zijn 90ste verjaardag... zijn loopbaan eindigde waar ze begon, met de brindisi uit La Traviata.
Twee jaar later gleed hij thuis, zachtjes de eeuwigheid in, omringd door de uitmuntende zorgen van zijn echtgenote. Na de crematie werd zijn as bijgezet op het kerkhof van Deurne/Ruggeveld, waar hij woonde.

Freddy Verschaffel


(met dank aan Frans Van Melkebeke voor de documentatie, photos Gent Adolphe de Meyer, andere Lieva Meesters-Pittoors)

 

Click here to listen to the tenor in Tosca and Pagliacci

 

 

SMALL SUMMARY IN ENGLISH


Jan Verbeeck was Flanders’ most beloved tenor in both the Ghent and the Antwerp opera houses. He would have celebrated his 100 years on April 24th. Time to remember him especially for the younger generations attending our Flemish opera houses. Verbeeck felt at home in his home country and he sang more than 82 different operatic roles and 12 operetta roles. He sang guest performances in France, Germany, Spain, Hungary, Algeria besides all of the Belgian opera theatres except for the Munt in Brussels. Though he was offered a contract by Joseph Rogatchewsky, Rogatchewsky’s successor Maurice Huisman ignored to honour the contract.
Jan Verbeeck was trained and worked as a diamond cutter in Borgerhout, now part of greater Antwerp. His interest for singing was initiated after he attended a concert by Gigli in Brussels. During the war he was picked up by the Germans (1942) and sent to forced labour in Ausschwitz though not the concentration camp. He was liberated by the Russians. For the rest of his life Verbeeck would be bothered by bronchitis and lung infections.
He auditioned in a non-orthodox way for the director –August Bayens - of the Flemish Royal Opera House who was impressed and offered him the role of Alfredo in Verdi’s Traviata in which he made his debut in 1947.
Not much later the director of the Ghent opera house –soprano Vina Bovy – brought him to Ghent where he made his debut as Lohengrin in 1952. He kept appearing in Ghent until 1977. He would appear opposite Bovy in Louise-Fedora and Chenier.  From 1956 onwards he would also sing in France : Toulouse, Montpellier, Mulhouse, Lille, Toulon, Bordeaux, St-Etienne, Vichy etc. Verbeeck was a much beloved singer and possessed an immense stamina culminating in singing Otello one evening, the next day a matinee Lohengrin in Dutch and an evening performance in French! Verbeeck also sang in Algiers.
After his farewell to the stage (1976) he began teaching and enjoyed his hobbies such as painting, fishing and playing billiards. Occasionally he still sang as can be heard in the youtube clip we prepared. The last time he sang was in May 2003 celebrating his 90th birthday…ending his career where it started : singing the brindisi from Traviata. Two years later he died and was buried in the Deurne (Ruggeveld) cemetery, the community where he lived.